Terug naar boven

Economische en natuurwaarden zoeken een balans

De twintigste eeuw kan worden gekarakteriseerd als de periode van het maakbare landschap. Typerend is de ruilverkaveling en de opkomst van de natuurorganisaties, die niet alleen natuur en landschap trachten te conserveren maar ook in de ‘oorspronkelijke vorm’ te herstellen.

Ruilverkaveling

Gedurende de laatste honderd tot honderdvijftig jaar is het cultuurlandschap aan grote veranderingen onderhevig. Ruilverkavelingen zijn daarbij van grote invloed geweest en Noord-Brabant is een van de provincies waar de meeste ruilverkavelingen plaatsvonden. De eerste ruilverkavelingswet dateert van 1924. Het zwaartepunt van de ruilverkavelingen lag echter in de periode 1950 tot 1975. Landgoederen werden hierbij gespaard, maar het typisch negentiende-eeuwse cultuurlandschap met zijn gesloten karakter en perceelrandbegroeiing is door ruilverkaveling vrijwel overal verdwenen. Deels begon deze grote verandering al met de invoering van het prikkeldraad na 1900, en vooral na afloop van de Eerste Wereldoorlog.

Door het verdwijnen van de begroeide houtrand zijn vooral ook de beekdalen sterk veranderd. Zij kennen nu een sterk open karakter en de meeste beken werden ‘genormaliseerd’ (recht getrokken). De typische gebruiksgeleding met beakkering van de vruchtbaarste gronden, beweiding van de minder vruchtbare gronden en extensief gebruik van de minst vruchtbare gronden verdween door de invoer van kunstmest.[1] Intensieve landbouw en ruilverkaveling deden zo veel landschapsrelicten verdwijnen.

In 1985 ging de Ruilverkavelingswet over in de Landinrichtingswet. Daarmee ging de herinrichting van het landschap voortaan samen met behoud van cultuurhistorische elementen. Een vroeg voorbeeld van een heringericht gebied waarin de landschappelijke waarden zijn gerespecteerd, is de ruilverkaveling in De Scheeken uit 1944. Het oorspronkelijke, kleinschalige landschap had delen die gecompartimenteerd waren door opgaand geboomte langs doodlopende wegen en waterlopen. Bij de ruilverkaveling heeft men dit beeld bewaard, maar zijn de wegen en waterlopen in functioneel en logisch verband met elkaar gebracht.[2] (Foto A, B en C)

Niettegenstaande de ontwikkelingen door de eeuwen heen zijn er nog steeds oude boskernen en oude bosplaatsen in Het Groene Woud bewaard gebleven. Oude boskernen zijn bossen waar oorspronkelijk inheemse bomen en struiken groeien. Oude bosplaatsen zijn plekken die continu bebost gebleven zijn. De oude boskernen komen vaak voor op plaatsen waar oude landschapselementen bewaard gebleven zijn, zoals dijkjes, wallen, langs waterlopen, akkers en graslanden. Bosanemoon, slanke sleutelbloem, grote muur, eenbes, dalkruid, ruige veldbies en witte klaverzuring zijn indicatoren voor oude boskernen. Op de vroeg negentiende-eeuwse topografische kaarten komen oude boskernen en houtwallen voor en ook die kaarten vormen daarmee een leidraad bij het opsporen van deze gebieden.[3]

De oude boskernen en bosplaatsen in Het groene Woud zijn of liggen in De Geelders, het Velders Bos in Liempde (een restbos uit de Middeleeuwen), Heerenbeek onder de gemeente Oirschot, de Mortelen, de Kuppenbunders en De Scheeken, in het Beerze- en Reuseldal (Balsvoort, Smalbroeken en Banisveld), landgoed De Baest bij Oostelbeers, in het Dommeldal tussen Den Bosch en Eindhoven, op de Oirschotse Heide (indicaties van oude boskernen), het gebied Moerenburg en omgeving in Tilburg, het Wijboschbroek (indicaties van oude boskernen), de Eerdse Bergen, de Loonse en Drunense Duinen en De Brand. Daarnaast zijn er nog drie gebieden met oude boskernen en houtwallen in en rond Gemonde (bij Besselaar, Hezelaar en de Wielse Kamp), Brokkenbroek onder Helvoirt en Helsbroek ten oosten van Moergestel.[4] (Foto D en E)

A - Verkavelingspatroon in De Scheeken op de topografische kaart. (2004)

De herwaardering van de natuur en het ontstaan van natuurorganisaties

Vanaf het einde van de negentiende eeuw ging men de woeste gronden niet alleen zien als een mogelijkheid tot ontginning, maar kreeg men ook oog voor het natuurschoon en de waarde als recreatiegebied. Natuur werd gewaardeerd omwille van de intrinsieke waarde. In 1907 is de Vereniging Natuurmonumenten opgericht en in 1928 trad de Natuurschoonwet in werking. In 1961 verbood de regering nog langer nieuwe ontginningen te ondernemen.[1] De Stichting Brabants Landschap werd in 1932 opgericht en beheert nu ongeveer 16.500 hectare. Al sinds de landbouwcrisis eind negentiende eeuw werden landbouwgronden aan de boeren onttrokken en omgezet in natuur. In de regio tussen de steden ’s-Hertogenbosch, Eindhoven en Tilburg is het bestuur van Stichting Streekhuis Het Groene Woud verantwoordelijk voor de realisering van de doelstellingen van Het Groene Woud.[2]

Een mooi voorbeeld van natuurbehoud is het Dommeldal bij Wolfswinkel. Aan de oostelijke oever van de Dommel tussen Nijnsel en Son en Breugel ligt hier een metershoge zanderige donk waarvan een steilrand door de sterk slingerende Dommel wordt geërodeerd. Verder liggen er kleinschalige beemden met knotwilgen en houtwallen, een enkele slootbeek en een droog bosgebied. Staatsbosbeheer verwierf een deel van de beemden in eigendom en beheer. (Foto A)

De herwaardering van het cultuurhistorisch erfgoed in deze regio heeft tot veel initiatieven geleid. Exemplarisch is de herintroductie van de hopteelt, die al vanaf 1400 onder meer in Schijndel voorkwam in het Groene Woud. (Foto B)

Vooral in de zeventiende en achttiende eeuw was de Schijndelse hopteelt beroemd. Schijndel had in de achttiende eeuw zelf zeven brouwerijen en brouwerijen uit heel West-Europa kochten Schijndelse hop van de duizenden hopkuilen.

Hopkuilen zijn langwerpige kuilen van minstens veertig centimeter diep die in de akker gegraven werden. In zo’n kuil werd op iedere hoek een plant gezet, waarna de kuil met goede aarde en mest werd opgevuld. Op de hoeken zette men hopstaken, waarlangs de hopplanten omhoog konden slingeren. Het drogen van de hopbellen gebeurde in een (hop)est, een droogschuur.[3] (Foto C)

In de twintigste eeuw is de hopteelt in Schijndel uitgestorven, maar sinds 2005 is er opnieuw een hopveld aangelegd waarmee de brouwerij Sint-Servattumus ambachtelijk bier brouwt. Aan de Martemanshurk 12 in Schijndel is inmiddels een hopest nagebouwd. Zie hier voor een filmpje over de bouw hiervan met (populieren)hout uit Het Groene Woud.  (Foto D)

 

A - Luchtfoto van de steilrand bij Wolfswinkel. (2014)