Terug naar boven

Mastbossen en populieren worden op grote schaal aangeplant

In deze periode veranderde de aanblik van het landschap sterk door de ontginning van veel heidegebieden en de aanleg van nieuwe bossen. De beuk en de Canadese populier deden hun intrede, waardoor het typische populierenlandschap ontstond en het eikenbestand terugliep. Door de grootschalige opzet van de ontginningen in de heidegebieden verdween het typische kleinschalig karakter.

Herbebossing en ontstaan populierenlandschap

Rond 1800 kochten vermogende Bossche burgers in Het Groene Woud goedkoop heidegronden en bezaaiden of plantten deze in met mast. Een aantal gemeenten legde ook kweekhoven aan voor dennen die later werden uitgeplant langs wegen of op woeste gronden. Eind achttiende eeuw verscheen ook de Canadese populier in het landschap.[1] De populier is sindsdien uitgegroeid tot een icoon van het landschap in Het Groene Woud.

Het typische populierenlandschap is vooral rond Veghel, Sint-Oedenrode, Schijndel, Boxtel en Udenhout nog te zien. Dat hangt nauw samen met het voorpootrecht dat vanaf de Middeleeuwen werd uitgeoefend. Voor het planten van bomen langs de openbare wegen kozen de boeren vanaf de achttiende eeuw voor de snelgroeiende populier. Die kon bijzonder goed aarden in de leemhoudende, drassige bodem van Midden-Brabant. Vanaf 1750 werden vanuit Frankrijk de van oorsprong Canadese populierenrassen serotina (Populus x canadensis ‘Serotina’) en marilandica (Populus x canadensis ‘Marilandica’) geïntroduceerd, cultuurvariëteiten van de populier die sneller groeiden dan de eik en die het goed doen op een vochtige, voedselrijke bodem.

In natte en moerassige gebieden werden rabatten aangelegd (opgeworpen bedden tussen parallelle sloten) die werden beplant met eik, populier en later ook naaldhoutsoorten als douglasspar, fijnspar, lariks en nieuwe populierenklonen. De bosbouw leidde tot een gevarieerd bosbeeld met restanten hakhout, middenbos en een grote variatie aan houtsoorten.[2]

De populier leverde hout voor de klompenmakerij. Aan het eind van de achttiende eeuw is al sprake van houtteelt op grotere schaal in Schijndel. De houtopslag in Schijndel was belangrijk voor klompen en hoepels en leidde tot een handel in telgen. De kern van de Brabantse klompenmakerij lag in en rond Sint-Oedenrode. De Werkgroep Populieren Het Groene Woud beijvert zich voor het behoud van de populier in het landschap.[3] (Foto A)

 

[1] Vera, ‘… dat men het goed’, 84-86.

[2] Poelmans, Van der Straaten en Veeling, Leembossen, 27.

A - Populierenlandschap in Het Groene Woud. (Foto: Harrie Stokwielder)

Het verdwijnen van de gemene gronden

In 1811 kwam met de invoering van de Franse wetgeving een eind aan de uitgifte van gemene gronden. De burgerlijke gemeenten werden nu eigenaar van deze voormalige gemeinten die zo aan de basis liggen van het gemeentelijk grondbezit. Hierdoor veranderde het landschap niet direct. Rond 1900 waren de stallen nog potstallen en haalde men nog altijd strooisel van de heide. Wel gingen de gemeenten een vergoeding vragen voor het gebruik van de heide.[1] In de laatste decennia van de negentiende eeuw werd de ontginning van delen van de woeste gronden in gang gezet. Tachtig jaar later was driekwart van deze gronden ontgonnen.[2]

In 1802 werd de Bodem van Elde verdeeld onder de vier betreffende gemeenten. Schijndel en Boxtel legden toen meteen beslag op hun deel van de bodem, terwijl Sint-Michielsgestel dat pas in 1836 deed. In Sint-Oedenrode nam de gemeente pas in 1931 het beheer over. Meer info: casus Gemene gronden: de Bodem van Elde. (Foto A)

 

[1] Vera, ‘… dat men het goed’, 88.

[2] Idem, 91.

A - Door Hendrik Verhees in 1803 gemaakte 'Caart fihuratief' van de Bodem van Elde met grensscheidingen tussen de gezworenen van Sint-Michielsgestel, Boxtel, Sint-Oedenrode en Schijndel (Foto: 's-Hertogenbosch, BHIC, toegangsnr. 5129, nr. 5A138).

Het verdwijnen van traditionele boerenerven

Vanaf de achttiende eeuw versteenden geleidelijk aan de boerderijen in Het Groene Woud. Bij bestaande boerderijen bleef men de houten draagconstructie vaak behouden, maar de (niet dragende) muren werden opgetrokken in baksteen en naargelang er geld was kwam er ook een pannendak.[1] Deze verstening was niet alleen een uiting van welstand, maar droeg ook bij aan het wooncomfort en maakte de boerderij brandveiliger. Toch hebben met name rond Oirschot ook vandaag nog veel boerderijen een bedrijfsgedeelte en vooral een schuurgedeelte met houten wanden.[2] (Foto A)

Het traditionele boerenerf onderging vanaf 1800 ingrijpende wijzigingen waardoor het eerdere karakter ervan nagenoeg verdween. Oorzaken hiervoor zijn onder meer de invoer van een gesloten kachel halverwege de negentiende eeuw, de opkomst van de waterleiding vanaf 1920 waardoor de waterputten verdwenen en het plaatsen van een inpandige wc waardoor het huisje of secreet verdween. Ook zaken als bakhuis, bleekveld, boomgaard en moestuin verloren geleidelijk aan hun functie.[3] (Foto B)

Het meest voorkomende type schuur in Noord-Brabant is nog steeds de dwarsdeelschuur die al vanaf de Middeleeuwen voorkomt. De constructie ervan wordt gedragen door een houten ankergebint.[4] (Foto C)

Een bijzonder type is de zogenoemde Vlaamse schuur. Dergelijke schuren – die met Vlaanderen niks van doen hebben – hebben een speciaal gebint dat voldoende ruimte laat om met oogstwagens binnen te rijden. De inrit aan de ene zijkant loopt meestal door naar een uitrit aan de tegenoverliggende korte gevel zodat paard en wagen dwars door de schuur kunnen rijden zonder binnen te hoeven keren. De kopgevels hebben een asymmetrische opzet met een opwelvend dakvlak boven of een insprong in de gevel voor de hoge deeldeuren.[5] (Foto D)

In Liempde staat nog een originele zestiende-eeuwse Vlaamse schuur bij Het Groot Duijfhuis. Meer info: casus Kartuizerhoeve Het Groot Duijfhuis. Op het landgoed Heerenbeek in Oirschot staat een Vlaamse schuur die dateert uit de tweede helft van de negentiende eeuw.[6]

 

[1] Cuijpers en Dirven, Historische boerderijen in Het Groene Woud, 22.

[2] Idem, 24.

[3] Dirven, Traditionele boerenlandschappen,  96-97.

[4] Idem, 98-100.

[5] Cuijpers en Dirven, Historische boerderijen in Het Groene Woud, 27.

A - Gepotdekselde boerderij: Kattenberg 5 te Oirschot, gefotografeerd in 1986. (Bron foto)