Terug naar boven

Romeinen in Halder en Ruimel (Sint-Michielsgestel)

Halder ligt op een verhoging op de linkeroever van de Dommel, vlakbij de monding van de Essche Stroom, ruim drie meter hoger dan de laagste delen van het Bossche Broek. De plaats lag uiterst gunstig gesitueerd en was het meest noordelijke punt langs de Dommel dat nooit last had van overstromingen.[1] Anderhalve kilometer naar het oosten en op de andere oever van de Dommel ligt de buurtschap Ruimel. Hier zijn twee stenen gevonden met Romeinse inscripties.

Halder is voor de Romeinse periode in Het Groene Woud een archeologische key-site, samen met Gemonde, Vught, Ruimel en Esch.[2] In Halder werden potten gebakken, ijzer geproduceerd en luxe aardewerk uit andere delen van het Romeinse rijk werd naar hier geïmporteerd. Het was daarmee een belangrijk centrum van handel en nijverheid en uniek voor de zandgronden in de huidige provincie Noord-Brabant.[3]

Veel vondsten zijn gedaan tijdens de ontgrondingen rond Halder tussen 1962 en 1973. Ook de zogenaamde Romeinse ‘muntschat van Vught’ die in 1962 werd gevonden, lag op het grondgebied van Halder. In 1973 werd de koepelvormige en gedeeltelijk ingegraven pottenbakkersoven blootgelegd.[4] De pottenbakkers vestigden zich daar rond 65 na Christus. Een van de pottenbakkers stempelde zijn producten met zijn (Latijnse) naam ADIUTOR. (Foto A en B)

Na de spectaculaire opgravingen zijn in de loop van de tijd in Halder enkel nog losse vondsten verzameld.[5] (Foto C)

Nagenoeg al het Romeins aardewerk van Halder, in totaal ruim 3.600 stuks, is in een database ingevoerd.[6] Uit het aardewerkspectrum – de variatie in soorten en typen – blijkt dat Halder geen gewone nederzetting was.[7] (Foto D)

De ‘muntschat van Vught’

De zogenaamde ‘muntschat van Vught’ is uniek voor Nederland en bestond uit minstens 4.778 Romeinse munten. Tot deze schatvondst behoorden hoogstwaarschijnlijk ook twee zilveren lepels, twee halffabricaten van zilveren lepels, een gewicht van lood van 216 gram en het schaaltje van een balans. De schat werd in september 1962 opgebaggerd uit de Essche Stroom bij Halder. De munten zijn allemaal zogenaamde antoniani of imitaties daarvan uit het derde kwart van de derde eeuw na Christus.[8] Een antonianus is een munt die onder de Romeinse keizer Caracalla laat in het jaar 214 werd ingevoerd. (Foto E en F)

Op de voorzijde van de antonianus van keizer Tetricus zien we zijn portretkop met het randschrift IMP(erator) TETRICUS P(ius) F(elix) AUG(ustus) ofwel ‘keizer Tetricus, trouw, dienstbaar en gelukkig. Op de achterzijde staat een vrouwenfiguur met attributen die hier net niet meer zichtbaar zijn (uit betere exemplaren is bekend dat het een anker en een krans moeten zijn). Het randschrift luidt: LAETITIA AUGG (Augustorum), ‘blijdschap van de verhevenen’ (meervoud omdat de keizer hier ook zijn familie bij insloot). Waar al dit geluk en blijdschap door werden veroorzaakt, is niet goed bespeurbaar: zijn troepen maakten amok en Tetricus verloor steeds meer terrein aan de echter keizer.

Kortom: de tekst is al net zo uitgehold geworden als de waarde van de munt. De muntschat is in Halder in de jaren 274 na Chr. aan de muntcirculatie onttrokken en waarschijnlijk in de grond verborgen. Vermoedelijk heeft men het geld verstopt bij de invallen van de Franken die rond deze tijd begonnen. De aanwezigheid van de zilveren lepels, het gewicht en de balans wijzen op een rondreizende zilversmid, die uit voorzorg zijn liquide middelen en zijn werkvoorraad verborg in afwachting van betere tijden.[9]

De stenen van Ruimel

Vlakbij Halder, in Ruimel, werden al in februari 1679 twee stenen gevonden met Romeinse inscripties. Mogelijk, maar niet zeker, lagen deze stenen op of bij de Kapelberg.[10] Een van deze stenen is het bekende wij-altaar voor Hercules Magusanus (hier Magusanus Hercules geheten) dat zich nu bevindt in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. De andere was de grafsteen voor een tolk uit het Romeinse leger en ging in de achttiende eeuw verloren. (Foto G)

Op de altaarsteen staat de inscriptie [M]AGVSA / NO HERCVLI / SACRV(m) FLAV(u)S / VIHIRMATIS FIL(ius) / [S]VMMVS MAGISTRA(tu)S / [C]IVITATIS BATAVOR(um) / V(otum) S(olvit) L(ibens) M(erito). Dit betekent: ‘Gewijd aan Magusanus Hercules. Flavus, de zoon van Vihirmas, opperste magistraat van de Civitas Batavorum, heeft (hiermee) zijn gelofte ingelost, gaarne en met reden’.[11] De steen wordt gedateerd rond het midden van de eerste eeuw.

Er is wel gesuggereerd dat dit altaar ooit vanuit de tempel van Empel, tien kilometer stroomafwaarts bij de monding van de Dieze in de Maas, naar Ruimel is versleept. Of dat juist is, is verre van zeker. Wel is bekend dat zich daar, bij Empel, een monumentale stenen tempel heeft bevonden die was gewijd aan Hercules Magusanus. Deze god was waarschijnlijk de oppergod van de Bataven. In Empel werd zijn naam aangetroffen op een bronzen wijplaatje. Andere vondsten waren een bronzen Herculesbeeldje en verder onder meer zo’n duizend munten, vijfhonderd mantelspelden en 140 stuks militaria die in Empel geofferd zullen zijn.[12]

 

[1] Beex, ‘Halder (Tadia?)’, zie

 http://natuurcultuur.nl/download?type=document&docid=460700, 281-282.

[5] Bink, ‘De Romeinse tijd op de zandgronden van Noord-Brabant’, zie www.academia.edu/7156501/De_Romeinse_tijd_op_de_zandgronden_van_Noord-Brabant_1975-2011, 7-8 en 14.

[6] Zie de website www.romeinshalder.nl/.

[7] Bink, ‘De Romeinse tijd op de zandgronden van Noord-Brabant’, zie www.academia.edu/7156501/De_Romeinse_tijd_op_de_zandgronden_van_Noord-Brabant_1975-2011, 23.

[8] Kemmers, ‘Financiële crisis aan de rand van het Rijk?’, zie www.academia.edu/7156501/De_Romeinse_tijd_op_de_zandgronden_van_Noord-Brabant_1975-2011, 29-31.

[10] Toorians, ‘Wat leren de twee monumentale inscripties uit Ruimel ons over taal?’, zie
www.academia.edu/7156501/De_Romeinse_tijd_op_de_zandgronden_van_Noord-Brabant_1975-2011, 69.

[12] Roymans en Derks, ‘De tempel van Empel’; De Hingh, Het Groene Woud in de Romeinse tijd, zie www.heemkundeboxtel.nl/images/stories/div_pdf/zan_233_vakstudie_het_groene_woud_in_de_romeinse_tijd.pdf, 14.