Terug naar boven

Zwervende jagers en verzamelaars laten hun sporen na

De toendravegetatie uit de Late IJstijd maakte plaats voor een gesloten berkenbos, later gevolgd door een dennenbos. De komst van de hazelaar, eik, els en iep verdrong het aandeel van berk en den en maakte het bos gevarieerder van samenstelling. Reeds in deze vroege periode waren er mensen aanwezig in Noord-Brabant waarvan we sporen kennen. De jager-verzamelaars leefden in tijdelijke kampementen zonder vaste verblijfplaats. Enkel door archeologisch onderzoek krijgen we nog een beeld van de tijdelijke nederzettingen uit die tijd. In Het Groene Woud zijn bewoningssporen aangetroffen in Berkel-Enschot, Westelbeers, Son en Breugel, Haaren, Nijnsel, Sint-Oedenrode, Best, Oirschot, Biezenmortel, Boxtel en Schijndel.

Rond 9700 voor Christus leidde een belangrijke temperatuurstijging tot het einde van de IJstijden. Hierdoor smolten de poolkappen en steeg de zeespiegel. Hiermee brak het Holoceen aan, een warme periode waarin we ons nu nog steeds bevinden en waarin de mens voor het eerst invloed op het landschap uitoefende.

 

De Oude Steentijd (het Paleolithicum)

Tientallen vuurstenen voorwerpen uit het Midden van de Oude Steentijd wijzen op de aanwezigheid van mensen tussen 350.000 en 40.000 jaar geleden te Eersel en Bergeijk, ten zuidoosten van Het Groene Woud. (Foto A)

Precies aan de rand van Het Groene Woud werd in 2013 in ’s-Hertogenbosch het oudste Neanderthalerkamp van Nederland gevonden, met een groot aantal stenen werktuigen en botresten van rendieren, neushoorns, reuzenherten, paarden, bizons en een jonge mammoet. De botten en gebruiksvoorwerpen zijn hier tussen de 40.000 en 60.000 jaar geleden terecht gekomen. (Foto B)

In Het Groene Woud wijzen enkele vuursteenvondsten in Berkel-Enschot op menselijke activiteit in de Steentijd.[1] In Westelbeers en Son en Breugel zijn bewoningssporen gevonden uit de Late Steentijd. In Son en Breugel gaat het om vier vindplaatsen met een concentratie van vuursteen. De jager-verzamelaars in deze periode hadden geen vaste verblijfplaats, maar trokken seizoensgebonden achter het jachtwild aan. Op basis van vondsten kan men dan ook niet concluderen dat er grote, langdurig bewoonde kampementen zijn geweest, maar eerder dat er plaatsen waren die vele malen achtereen werden bezocht. (Foto C en D)

In Haaren, waar het nog aanwezige esdek heeft gefungeerd als een beschermende en conserverende laag, vormt een steker (een priem) uit de Steentijd waarmee men zwaarder materiaal kon bewerken, het oudste bewoningsspoor.[2]

A - Slijpsteen met parallel lopende groeven, waarschijnlijk gebruikt voor het gladmaken van houten pijlschachten. Zowel in Eersel als in en Berkel-Enschot zijn dergelijke slijpstenen gevonden. (Bron foto)

De Midden-Steentijd (het Mesolithicum)

Ook uit de Midden-Steentijd zijn in Het Groene Woud veel vondsten gedaan. Ook dat zijn vrijwel uitsluitend vuurstenen voorwerpen. Organische resten, die van groot belang zijn voor de reconstructie van de economie, zijn uitermate schaars.

Al in het Vroeg-Mesolithicum was er menselijke aanwezigheid in Het Groene Woud te Nijnsel (de Hazeputten), Sint-Oedenrode (de Haagakkers) en Westelbeers. In Westelbeers zijn meerdere kampementen gevonden op een kleine dekzandrug. Die dateren zowel uit het Laat-Paleolithicum als uit verschillende fasen van het Mesolithicum die elkaar soms gedeeltelijk overlappen.[1]

In het Midden-Mesolithicum waren er bewoners te Best en op verschillende plekken in de omgeving van Sint-Oedenrode en Oirschot. Op een crossterrein op de Oirschotse Heide zijn tientallen vuursteenconcentraties en haardplaatsen aangetroffen die in verband worden gebracht met jachtkampjes, en ook een crematiegraf. Samen met het crematiegraf bij Best is dit graf uit het Midden-Mesolithicum zeer bijzonder. In Europa was in die periode vooral lijkbegraving de norm en crematiegraven zijn dus erg zeldzaam. Te Son en Breugel zijn elf plaatsen aangetroffen met sporen van de jager-verzamelaars op de hoger gelegen delen in het landschap nabij het water, namelijk in het Dommeldal, de Waterhoef, Ekkersrijt en de Hooidonkse akkers. In Best is een verstoord urnenveld aangetroffen, met een vuursteenconcentratie op de Aarlese Heide. In Sint-Oedenrode was een brede zone langs de Dommel intensief bewoond.

Ter hoogte van de Zandkant in Biezenmortel, tegen de Loonse en Drunense duinen aan, zijn 250 werktuigen en afslagen gevonden (vuursteenartefacten) uit het Mesolithicum.[2] In Boxtel zijn vuurstenen artefacten van jager-verzamelaars uit het Mesolithicum aangetroffen op de Hezelaarse Akkers en aan de oever van de Blauwhoefse Waterloop ten zuiden van kasteel Stapelen. Ook in Haaren zijn Mesolithische vuursteenschilfers gevonden, afval van vuursteenbewerking.[3]

Uit het Laat-Mesolithicum zijn in Noord-Brabant wel veel vindplaatsen bekend, maar weinig locaties zijn opgegraven. Bijvoorbeeld in Schijndel-Kloosterstraat, waar een Laat-Mesolithisch werktuig en een kling werden gevonden.[4] (Foto E)

 

[1] Van Ginkel en Theunissen, Onder heide en akkers, 65. Zie ook Deeben en Rensink, http://nl.scribd.com/doc/45034076/De-Steentijd-Van-Nederland-Archeologie-11-12, 171-199 en Verhart en Arts, http://nl.scribd.com/doc/45034076/De-Steentijd-Van-Nederland-Archeologie-11-12, 247.

[2] http://home.planet.nl/~schef564/schoor/webfotos/biezenmortel.pdf. Zie ook de conceptrapportage uit 2012 van het archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek naar de Oude Bosschebaan 21 in Biezenmortel: www.haaren.nl/document.php?m=1&fileid=56755&f=4b5d389c3a6fc388bd5bb5a0a2830905&attachment=1&c=106491.

[3] Hessing, Klerks, Quak en Simon, Archeologische verwachtingskaart, 37.

E - Vuurstenen kling en steelspitsen uit Sint-Oedenrode en Budel. (Bron foto)